
Lopend over het Europese Kustpad van Duinkerke naar het zuiden, zien we na vier dagen eindelijk de witte kliffen van Dover aan de overkant van het Nauw van Calais. Of je er heen kan zwemmen, zo dichtbij.
Verschenen in Wandelmagazine 2025-1
Heerlijk, het stormt. Het stadspark van Calais is gesloten. Gevaar voor vallende bomen en takken. Met de kraag tot aan de kin dalen wij bij Cap Blanc-Nez de kliffen af naar stuivend zand en woeste golven. Aan de einder is het grijzer dan grijs. Geen blinkende krijtrots te zien, Wel vaag schepen met grote schoorstenen die gestaag ‘voortstomen’, alsof er niets aan de hand is. Wolken jagen langs de obelisk die kaarsrecht op de kaap staat te prijken. Nu eens is hij weg, dan komt hij weer tevoorschijn. De wind loeit. “Lekker hè die storm”, schreeuwt de een, “Wat zeg je”, schreeuwt de ander. We houden op met praten en gaan op in het geweld van de storm. Last van schurende zandkorrels in het gezicht hebben we gelukkig niet. Die scheren als dolgedraaide witte wieven vlak boven het strand langs onze benen. Voorovergebogen lopen we verder richting Cap Griz-Nez. Regenwater klettert omlaag van het klif en baant zich een weg naar zee. We zoeken steeds weer een plek waar we over de geulen kunnen springen. Meestal gaat het goed, soms niet, maar onze schoenen blijken echt waterdicht.

Kanaalzwemmers
Aanvankelijk lijkt het strand meer op een zandplaat, zo breed voelt het, maar langzamerhand wordt het smaller. De zee rukt op, nog even en de golven slaan tegen het klif. Maar liefst zeven meter is hier het verschil tussen eb en vloed. We besluiten terug te keren. Met de wind in de rug hollen we uitgelaten als kinderen terug naar een strandopgang. Als we even later hoog op het klif onze tocht naar het zuiden voortzetten blijkt het daar ook niet helemaal veilig. Rood witte linten markeren de plek waar een grote hap uit het klif is genomen. Gelukkig kunnen we veilig door de akker verder. Even verderop in de betonnen resten van bunker Widerstandsnest 112 liggen een slaapzak en wat lege waterflesjes.
Op de Grijze Kaap breekt de hemel plotseling even open. En dan denken we eindelijk de overkant te zien, maar zeker zijn we niet. Voorlopig moeten we het doen met de foto’s en schilderijen in de cafés waar we aanleggen. In restaurant la Sirène, zo ging het verhaal in Calais, hangen de helden die de beklimming van de Mount Everest voor zwemmers hebben volbracht. “Waar zijn de foto’s van de Kanaalzwemmers?”, vragen we aan een serveerster. Die zijn er niet en om ons een beetje te troosten zegt ze: “Mijn oom ontving de Kanaalzwemmers altijd daarbeneden op het strand.” In onze jeugd hoorden we op de radio altijd wel als er weer iemand de tocht vanuit Dover door het koude water naar de overkant had volbracht. Dat is tegenwoordig geen nieuws meer, net als een overwinning op de Mount Everest. Daar staan ze in een file om naar boven te klauteren.

Sneakers en zwemvesten
Langs de rand van een kapotgereden asfaltweg liggen zeker acht paar sneakers keurig op een rij in het ruige gras. Truien en broeken liggen lukraak verspreid. In grote haast uitgetrokken lijkt het. Zo’n zeven jaar geleden bivakkeerden op het ruige land naast de weg bijna 10.000 migranten die een gaatje naar het beloofde land aan de andere kant van het Kanaal probeerden te vinden. De Jungle heette het informele dorp van tenten en hutten waar het recht van de sterkste, de klamme kou en schurft heersten. Op een blauw opgooitentje tussen de wilgenstruiken na, lijkt de rust teruggekeerd. Als we dichter bij het strand komen vinden we toch stapels felrode zwemvesten, waterflesjes en schoenen tussen het helmgras. De vuurmond van een enorme Duitse bunker lijkt op een zwartgeblakerde muil. Het roet en een groot groen petroleumvat is alles wat resteert van vuurtjes die gestookt zijn om warm te blijven.
Het zijn niet alleen zwemmers en migranten die de oversteek wagen. Vliegers deden het ook. We lopen langs een standbeeldje van de Fransman Hubert Latham. Op 19 juli 1909 stijgt hij op tot een hoogte van 300 meter, zwaait naar het publiek en verdwijnt in de mist. Een paar kilometer van de Engelse kust stort hij in zee en wordt na twintig minuten gered door de torpedobootjager de Harpon. Het verhaal wil dat de matrozen Hubert zagen drijven in zijn vliegeniersstoel terwijl hij rustig een sigaretje zat te roken.
De volgende dag ligt Cap Blanc-Nez met zijn obelisk prachtig te pronken in het strijklicht. Op het rustige water is het een komen en gaan van witte veerboten. En ja aan de overkant staan eindelijk de krijtrotsen te blinken. Een man met hond komt ons tegemoet. We raken aan de praat. En dat doen we in het Nederlands. Jean-Pierre Moussally heeft in Amsterdam milieukunde gestudeerd. “De gelukkigste tijd van mijn leven.” Hij zit nu in de gemeenteraad van Calais en is een van vijf gemeenteraadsleden die zich het lot aantrekt van de migranten die met hun gammele bootjes het Kanaal oversteken. De rest van de raad is ze liever kwijt dan rijk. “De Jungle is weggebuldozerd, maar die grote groepen migranten zijn er nog steeds”, vertelt het raadslid. Vorig jaar zijn zo’n dertigduizend waaghalzen het Kanaal overgestoken. De kans om een groot kamp op te richten krijgen ze niet meer. Dan grijpt de sterke arm in.

Burgers van Calais
Twee dagen eerder stonden we in de raadszaal van het neogotische stadhuis van Calais met zijn imposante Belfort, de plek waar Jean-Pierre zich inzet voor deze migranten. De burgervader houdt kantoor in de toren met rondom glazen puien. Goed voor de transparantie, verzekert men ons. Voor het stadhuis horen we dat de Engelsen ooit het Kanaal overstaken om Calais in te lijven. De indrukwekkende beeldgroep ‘de burgers van Calais’ van Rodin, haalt een dramatische episode uit die tijd terug. In 1347 had de Engelse koning Edward III na een beleg van 95 dagen de stad overmeesterd. Uit chagrijn dat het allemaal zoveel inspanning had gekost, wilde hij de hele bevolking over de kling jagen. Alleen als zes belangrijke burgers van de stad blootvoets en met de strop om hun nek de sleutels van de stad kwamen overhandigen, zou hij de bevolking sparen. Vijf mannen en een vrouw staken vrijwillig het Kanaal over in de veronderstelling dat ze opgehangen zouden worden. Die dramatiek druipt van de beeldengroep. Toch bleven ze leven omdat de vrouw van de koning het voor hen opnam. Ze wierp zich smekend voor de voeten van haar man.

Baksteen en betonrot
In de Tweede Wereldoorlog kregen de stad en haar bewoners nog een keer ongenadig op hun donder. Van de oude binnenstad is bijna niets meer over. Door de Duitsers platgebombardeerd en omgevormd tot een bastion met bunkers. Net als in Duinkerke staat het hart van Calais vol wederopbouwarchitectuur. Alleen de kerk en sommige grote gebouwen zijn herbouwd. De stedenbouwkundige George Labro begon meteen na de bevrijding met rode baksteen in een retrostijl met trapgevels en ornamenten. Maar dat ging te langzaam en was te duur, dus verving het stadbestuur hem door een modernistische bouwmeester, Clément Tambuté. In beton met Mondriaanse kleuraccenten voltooide hij de klus. Zijn werk bevalt ons beter dan de baksteenbouw van Labro. Wel gebiedt de eerlijkheid ons te zeggen dat de baksteen veel beter de tand des tijds heeft doorstaan. De strakke witte gevels zijn aangevreten door betonrot. De flats op het centrale plein zijn met drie woonlagen boven de winkels aangenaam laag. Zo steekt de vuurtoren bij de haven er ver bovenuit en lijkt hij ’s avonds een reusachtige lantaarnpaal midden op het schaars verlichte plein. Zijn lichtbundels strijken lichtjes over het aandoenlijke beeld van De Gaulle met zijn vrouw. Zijn Yvonne kwam uit Calais, hij kwam er graag.

Bunkers
De Geallieerden zullen zeker de kortste oversteek uit Engeland nemen, dachten de Duitsers. Dat kon niet missen. Die lieten hen in de waan door voortdurend bommen op ze te gooien. Het landschap oogt nog steeds pokdalig door de diepe bomkraters. En dan heb je natuurlijk ook nog heel veel soorten bunkers in allerlei maten. Waar ze bij ons zijn gesloopt of onder het duinzand verdwenen, vallen ze hier in alle stadia van verval te bewonderen. Een paradijs voor wie wil gaan bunkeren. Beneden op het strand lopen we langs een geschutsbunker die door de erosie van het klif naar beneden is gegleden. Hij ligt erbij als een hele grote octopus. Voorbij Cap Griz-Nez, waar de oceaan vrij spel heeft, hangt een bunker te spartelen aan de rand van het klif. Die verdwijnt binnenkort voorgoed in de golven.
Op de weg terug naar huis lezen we dat enkele jaren geleden de Amerikaanse zwemster Sarah Thomas maar liefst twee keer heen en weer zwom. Of het Kanaal een zwembad is, even aantikken en weer terug. Ze deed er tweeënhalf keer zo lang over als Matthew Webb die in 1875 ingesmeerd met bruinvisolie als eerste de overkant bereikte om daarna, fantaseren we, uitgeput het strand op te strompelen.
Wandelwijzer
Duinkerke en Calais zijn havensteden met veel industrie maar ook fraaie zandstranden en levendige binnensteden. Zuidelijker ligt het fraaie heuvelland dat culmineert in de kapen Cap Blanc-Nez en Cap Gris-Nez. Tussen beide kapen ligt het verassende strand met lagune van Wissant.
Wandelen
De GR 120 Sentier du Litoral is een onderdeel van het Europese Kustpad E9.
Vervoer
Calais ligt aan de ingang van de Chunnel, maar is met de Eurostar vanuit Nederland niet te bereiken. Andere hogesnelheidstreinen brengen je naar Lille Europe waar je moet overstappen op boemeltjes. Langs de kust tussen Duinkerke en Boulogne-sur-Mer rijden regelmatig bussen. In en rond Duinkerke en Calais is het OV gratis.
Voorzieningen
Horeca en allerlei vormen van overnachtingsmogelijkheden zijn ruim aanwezig langs de kust. In vakantieperioden is vooraf boeken aan te raden. Campings zijn er in Escalles, Wissant en Audighem.
Onze tips
De herontwikkeling van het noordoostelijk deel van de haven van Duinkerke met Musée Dunkerque 1940 Operation Dynamo. In dit museum alles over de hachelijke evacuatie van de ingesloten Engelse en Franse troepen aan het begin van de oorlog.
In de wijk Malo-les-Bains, gespaard gebleven tijdens de oorlog, vind je een aantal fraaie art nouveau huizen.
Musée du Mur de l´Atlantique in de enorme bunker, Batterie Todt, bij Audighem