Sint Franciscus, die voor een leven in armoede koos, staat nog steeds in hoog aanzien, zeker bij de Italianen. Op La Verna kwam hij regelmatig om te vasten en bidden. Ook ontving hij daar de stigmata. Wandelmagazine liep de Cammino van Rimini naar dit heiligdom, maar wel lekker bergafwaarts, in omgekeerde richting.
Verschenen in juni 2022 in Wandelmagazine
Hoog in de Apennijnen steekt de kalksteenrots La Verna de wolkenlucht in. Op het muurtje dat een groot plein scheidt van de diepe afgrond zitten jongeren, gezinnen en religieuzen onder een groot houten kruis. De jongens en meisjes in felgekleurde sportkleding, de broeders en zusters in een bruin habijt met wit hemd. In het heiligdom is het druk met autopelgrims, maar pelgrims die hun zolen willen slijten zijn er niet veel. Het samen-op-weg-pelgrimsgevoel ervaren we nog het meest in de eetzaal van het klooster, de refter, waar iedereen hetzelfde dagmenu verorbert en wegspoelt met een halve liter rood.
De superior van La Verna, die ook Francesco is gedoopt, leidt ons door een wirwar van kappellen en kappelletjes en over allerlei trappen naar een deur. “Even de sleutel ophalen, je kunt hier niet zo maar naar binnen”, lacht de superior die met zijn kort geknipte baardje niet voldoet aan het cliché van de monnik met de lange baard. Achter de deur komen we op een terras dat uit de keiharde kalkrotsen is gehouwen. “Kijk, daar boven in de rotsspleten trokken Sint Franciscus en de eerste leden van zijn beweging zich als kluizenaars terug om te contempleren”, wijst de monnik. “Wat Franciscus destijds zo bijzonder maakte, was dat hij de helft van de tijd wilde prediken en de overige tijd vasten en bidden. Tot dan was je of kluizenaar of prediker, niet allebei.”
Pelgrimeren
In zo’n spleet achter ons, waar nu de Cappella delle Stimmata is opgetrokken, zat de 43-jarige Franciscus in 1224 te vasten en het bestaan te overdenken. Volgens broeder Leo, een volgeling die later een ooggetuigenverslag gaf, verscheen er een zesvleugelige engel die hem de stigmata gaf: de wonden van de aan het kruis genagelde Christus. Hoe kon dit wonder gebeuren? Volgens onze superior is het duidelijk: “Het geloof is soms zo sterk en diepgeworteld dat de gelovige de intense pijn van de kruisiging zelf ervaart." Een wonder dat zich na Franciscus volgens de Kerk bij nog zo’n vijfhonderd gelovigen heeft voorgedaan. En dit instituut gaat niet over een nacht ijs. Padre Pio, een van de meest recente stigmata-dragers, is meerdere malen onderzocht of hij de zaak niet fleste. Wonderbaarlijk genoeg vloeide er dagelijks bloed uit zijn wonden maar een bloedtransfusie was nooit nodig. “Maar ik moet weg”, onderbreekt Francesco de vele vragen die wij hebben. “Anders schiet de contemplatie erbij in. Ik ben niet voor niets een Franciscaan.”
Voorzien van een riant lunchpakket, waarvan we het halfje rood bij de broeders hebben achtergelaten, lopen we de volgende ochtend de poort uit. “Helemaal alleen aan het pelgrimeren’ vragen we aan een stewardess die een stukje met ons meeloopt. “Ja! Ja!” roept ze uitgelaten. “Is het als vrouw…” Ze hoeft de rest van de zin niet meer te horen en zegt een beetje nijdig: “Wandelen in Rimini, die stad waar jullie heen gaan, is gevaarlijker dan hier als vrouw alleen in de bergen te lopen.” Ze heeft de smaak van het pelgrimeren te pakken. Op een vorige tocht besloot ze haar auto weg te doen. Ze fietst nu met maar drie versnellingen over de zeven heuvels van haar woonplaats. “Ben benieuwd wat ik deze keer ga beslissen om mijn leven een andere draai te geven”, zegt ze met een montere stem van iemand die zeker weet dat ze die draai gaat vinden.
Onder uitgestrekt beukenwoud
Over steile bergkammen in het beukenwoud van de Casentino loopt een smal paadje. Soms breekt het bos open voor een bergweide met prachtig uitzicht. De adelaarsvarens kleuren al aardig bruin onder de septemberzon. Soms komen we wandelaars tegen. Als we na een paar uur Toscane verlaten voor de Romagna, zien we geen pelgrim meer. Maar dan op Poggio Tre Vescovi, de top waar drie bisdommen elkaar raken, staat een jonge vrouw met een hondje. Samen zijn ze al een paar dagen onderweg. “Als ze moe is, neem ik haar onder mijn arm”, zegt ze terwijl ze haar hondje lief aankijkt.
Rond Montecorona opent het landschap zich schitterend. Weiden, akkers, soms een boerenhoeve of dorpje breken het bos. De grote witte vlekken op de hellingen zijn kale stukken land waar de regen de begroeiing en het zachte gesteente heeft weggespoeld. Het schaliegesteente is bijna net zo zacht als de klei waaruit het langgeleden is gevormd. Calanchi noemen de Italianen dit verschijnsel, waardeloze grond maar prachtig om te zien.
Na een nacht in het dorp Balze lopen we heerlijk beschut tegen de zon over een oude kruisweg omhoog de beboste flanken van Monte Fumaiolo op. We passeren enkele wonderlijk mooie oude kastanjebomen. Het verharde pad leidt naar het kerkje van San’Alberico dat als een soort Hans-en-Grietje-huis in het donkere bos ligt. We kloppen op de deur. Niet een kromme heks maar een vriendelijke man in bruin gewaad doet open en voert ons naar de keuken. “Vijftien jaar geleden bedacht ik dat ik alleen maar dingen had, maar geen familie of vrienden. Ik besloot voor priester gaan studeren. Het is Jezus die me hier heeft geplaatst”, zegt Jean-Baptiste terwijl we samen aan een glaasje vino santo nippen. “Gesú mi basta, Jezus is mij genoeg” staat er met grote letters op het keukenkastje. Je kunt bij Baptiste overnachten en op zolder contempleren, maar daarna moet je wegwezen. “Ooit kwam er een vrouw die hier in huis van alles wilde doen”, zegt hij met een diepe zucht gevolgd door een lang gerekte brrrrrrrrr. “Ga alsjeblieft wandelen”, had Baptiste toen tegen haar gezegd.
Theater
Elke dag lopen we wel langs een plek waar Franciscus en zijn minderbroeders een nacht of langer verbleven om te preken. Dan was het druk. Franciscus was toen al een beroemdheid met talloze volgelingen. Het maakte indruk dat hij, zoon van een welgestelde koopman, zijn leven aan God wilde wijden en in armoede wenste te leven. Hij legde letterlijk de kleren van zijn vader af en trok naakt de wereld in. Allemaal prachtig natuurlijk, maar na weer een kruis en kloosterruïne zijn we toe aan iets werelds. En dan komt het zeventiende-eeuwse Teatro Angelo Mariani in het dorp San‘Agata Feltria als geroepen. En wat voor een theater. Je zit er op pluche en je kunt kiezen tussen de zaal en een, twee of zelfs driehoog, net als in de opera van de grote stad. Zo’n groot gebouw in een dorp, dat kan toch niet, horen we u denken. Klopt, de zaal is maar zes stoelen breed en acht rijtjes diep. We zijn er beduusd van. In de nauwe straatjes van het dorp komen we de 82-jarige Gabrielle tegen. Ze gaat regelmatig naar het theater en zit dan het liefst beneden, in de zaal. “Dan kijk je recht naar het toneel.” Ze zag er laatst nog de Goddelijke Komedie van Dante. Niet echt geweldig vond ze, liever kijkt ze naar volksdansen uit haar streek.
In geultjes gevreten
Als we de rivier de Marecchia zijn overgestoken, lopen we door een ruig landschap. Zonder twijfel het mooiste deel van de tocht tot nu toe. Het pad loopt over de kruinen van kale heuvels waar de schalies door de regen in een fijn patroon van geultjes zijn gevreten. Hoe lang het pad nog begaanbaar zal zijn, is nog maar de vraag. Ondanks allerlei houten versterkingen is het van alle kanten ondermijnd. Aan de horizon liggen de huizen van het stadje San Leo over de langgerekte bergrug als een leguaan op een boomstronk. Met op het hoogste punt een imposante vesting. Ook mooi is de fortruïne op Rocca di Maiolo boven ons. Net als in San Leo staat ook die stoer te wezen op een enorme rotspartij van harde kalksteen, hoog verheven boven een zee van zachte schalies. Waarom, vragen we ons af, liggen er bij deze burcht geen huizen en daar bij dat fort in San Leo wel? We krijgen het te horen in San Leo. Op 28 mei 1700 stortregende het veertig uur onafgebroken. Een ware zondvloed. Het water knaagde de schalies aan de voet van de kalksteenwand weg en een enorm stuk rots donderde naar beneden. Slechts een deel van vestingmuren bleef staan. Volgens de overlevering was het God die de bewoners strafte omdat ze tijdens de vasten bedwelmd naakt met elkaar dansten. Alhoewel de bewoners van San Leo hun kleren aanhouden als ze dansen, zijn ze als de dood dat ook hun rots gaat splijten. De afgelopen vijftien jaar is er al twee keer een enorm stuk rots naar beneden gekletterd. Deskundigen voorzien dat nu de rots onder de vesting aan de beurt is. De eerste scheuren zijn al te zien.
Stok van Franciscus
We sluiten onze pelgrimage af met een bezoek aan het klooster Santa Croce in Verucchio. In de kloostertuin staat een 23 meter hoge cipres, de oudste van Europa. Het verhaal wil dat de boom uit de stok is gegroeid die Franciscus er achterliet. Van de monniken mag hun oude verweerde boom het niet begeven. Na een blikseminslag houden ze hem overeind met een paar gigantische stalen stutten. De Italianen kunnen de inspanningen van die dappere monniken wel waarderen, want voor hen is het bijzondere verhaal van Franciscus nog springlevend. En dat geldt ook voor zijn stigmata.
Wandelwijzer
De Cammino San Francesco is een bewegwijzerde pelgrimsroute van Rimini naar het heiligdom La Verna net over de kam van de Apennijnen in Toscane. De 112 km is in vijf etappen opgedeeld. Meer informatie camminosanfrancescoriminilaverna.it of camminiemiliaromagna.it. Ook voor overnachten en horeca onderweg.
Alessia Ghirardi van Romagna Slow is een uitstekende gids die regelmatig groepen over de Cammino voert.
Bereikbaarheid:
De stations van Rimini en Bibbiena zijn binnen 24 uur te bereiken. Met de nachttrein vanaf Utrecht via München, Bologna en Florence. Vanaf Bibbiena is er een bus naar La Verna.