In december 1999 is de Beemster, een drooggemalen meer bij Purmerend door de Unesco op de Werelderfgoedlijst geplaatst. Veel hebben we daar gewandeld, maar altijd hoog langs haar grillige rand: de oever van wat ooit het Beemstermeer was. We keken neer op strak geordend land, waar wegen en sloten als langs een liniaal leken getrokken. Nu moeten we de Kuil ook maar eens in.
Meer foto's Verschenen in Op Lemen Voeten 2000-4
In de bus naar het hart van de Beemster zijn we op deze zondagmorgen de enige passagiers. Hoe lang kunnen we nog genieten van deze nauwelijks gebruikte sociale voorziening voor vervoersarme groepen? Diepe rust heerst op het plein van Middenbeemster, het enige dat nog rest van de dertien vierkante pleintjes die ooit op kruisingen van polderwegen lagen. Die mathematische orde van vierkanten vinden we ook terug in de hele indeling van de Beemster. De Werelderfgoedlijst is een select gezelschap van natuurverschijnselen, gebouwen, steden en cultuurlandschappen "van uitzonderlijk belang hetgeen hun behoud als onderdeel van het erfgoed der gehele menselijkheid noodzakelijk maakt". In het Unesco-rapport lezen we dat de Beemster een uniek voorbeeld is van geplande ontginning waarbij in de vormgeving de schoonheidsidealen van de Oudheid en Renaissance zijn toegepast. De inrichting op basis van zuivere vierkanten geldt voor het wegenpatroon, de verkaveling, de opzet van de dorpen en zelfs de plattegrond van de stolpboerderijen. De wegen liggen 1800 meter van elkaar, de weteringen 900. In Nederland waren functionele rechthoekige patronen reeds eerder toegepast bij ontginning, maar vierkanten vinden we slechts in een drietal polders uit het begin van de zeventiende eeuw. De keuze voor het vierkant lijkt ingegeven door een schoonheidsideaal die ook in Renaissance-tuinen en de stedenbouw van de Italiaanse architect Paladio zijn terug te vinden. Schrijfster Betje Wolff, de beroemdste inwoner van de Beemster,, vond haar polder prachtig. In 1774 schreef ze aan vrienden “Onze Republicq heeft geen schoner Oort dan de Beemster….. ……… Niets haalt by de effenheid der vierkante weiden.” Ook voorgeschreven beplanting van iepen in plaats van de gangbare knotwilgen en elzen maakt duidelijk dat er belang werd gehecht aan een goede vormgeving.
Het ‘Renaissance’ plein van Middenbeemster werd ooit gebruikt als veemarkt. De ijzeren hekken zijn zichtbare getuigen van die tijd. Nu bepalen geparkeerde auto's, schots en scheef tussen de sporen van het verleden, het beeld.Café “’t Beemster” ligt aan de markt en is open, maar verbaasde schoonmakers sturen ons er weer uit. Dan maar zonder koffie het naakte weidse land in. We ritsen de jas wat verder dicht en lopen langs het instituut “Français du Beemster” over de kaarsrechte Middenweg het dorp uit, onze witte ademwolkjes achterna. Hollandse luchten zijn op deze winterdag wel voorspeld maar nog niet te zien. Rijen Bomen langs rechte wegen glimmen zwart van de mist. In de verte vermoeden we de toren van Westbeemster.
Graan voor traan
Eind 16e eeuw was Amsterdam het handelscentrum van de wereld. Landbouwgrond was een goede investering want de bevolking groeide explosief. In 1607 kregen Amsterdamse kooplieden toestemming van het Hof van Holland om de Beemster leeg te pompen. Eerdere aanvragen tot drooglegging werden afgewezen. Vissers, vogeljagers en rietsnijders protesteerden zoals bij droogleggingen elders. Ook rees verzet onder baggeraars die in het meer naar klei ‘boorden’. Dit werd gebruikt om land te bemesten en stenen te bakken. Protesten tegen het nieuwe land kwamen vooral uit de hoek van de waterschappen en de zeescheepvaart. Door drooglegging zou een deel van de boezem verdwijnen, wat de bemaling van andere polders kon bemoeilijken. Hoe belangrijk de zeescheepvaart voor De Rijp en Graft was, blijkt wel uit het feit dat even buiten deze dorpen traankokerijen lagen, waar walvisspek tot lampolie werd verwerkt. Maar droogleggen had ook zo zijn voordelen. Bij storm werden dorpen bedreigd en hapte de waterwolf steeds weer grote stukken uit het land.
Korenmolen
Aan het einde van het eerste vierkant slaan we rechtsaf de Hobrederweg in. Links staat de enige korenmolen van de Beemster. Hij ligt aan het voormalige pleintje dat precies 1800 meter ligt van de dorpen Midden-, West-, Noord- en Oostbeemster. Molen "de Nachtegaal" uit 1706 is nu een manege. Een grote bakstenen schuur blijkt een 'vermaning’, een bescheiden doopsgezinde kerk. Stolpboerderijen, in de zomer verscholen achter een scherm van bladeren, staan nu bijna naakt op het groene land. Hun vierkante plattegrond past wondermooi in het ontwerp van de droogmakerij. Populieren, in strenge rechte lijn, markeren het rasterwerk van wegen en sloten. Zij hebben de plaats van de iepen ingenomen toen deze bezweken aan de iepziekte. Het soms ontbreken en de wisselende leeftijd van de bodem doen afbreuk aan het strakke 17de eeuwse ontwerp. Hierboven moet Bert Schierbeek gevlogen hebben toen hij beneden Mondriaan ‘rustig in zijn eigen schilderij’ zag liggen. Kon Mondriaan, eenzaam op zijn (zolder)kamer, doek na doek vol schilderen met zijn eigen schoonheidsideaal, de ontwerpers van de Beemster streefden vooral naar doelmatigheid. Enkele jaren na de ontginning werd duidelijk dat deze bij een vierkant niet optimaal was. Veel wegen trokken nauwelijks boerderijen aan. In de nabij gelegen Schermer werden daarom minder wegen in een rechthoekig patroon aangelegd.
Graan na vee
Rechts liggen bloembollenvelden en wat verder weg een verdwaald plukje fruitbomen beschermd door windsingels. Onzichtbaar in de nevel, ligt de Stelling van Amsterdam, al in 1996 uitgeroepen tot Werelderfgoed. Honden blaffen ongevaarlijk achter een brede sloot. “Graan na Vee” heet de boerderij die ze bewaken. Die naam laat zien dat het gebruik van de landerijen in de loop der eeuwen nogal eens veranderde. Op een kaart uit 1858 is bijna uitsluitend grasland te zien. De laatste decennia is bijna de helft akkerland, waar steeds meer bloembollen op verbouwd worden. We groeten een fietser die zich door de polder trapt. Zijn hóóóiii komt van heel diep en klinkt als het loeien van een koe. Waar de Nekkerweg en de Hobrederweg elkaar kruisen ligt Oostbeemster, weer zo’n naam van orde en systeem. Bij de kruising wijkt de bebouwing iets terug. Een aanwijzing dat ook hier een pleintje lag.
Vloek
Het gebied aan het eind van de Nekkerweg vloekt met het extreem geordende land van de Beemster. Sloten lopen er bochtig langs een hellend weiland vol kuilen. Het is oudland. In 1610 brak hier tijdens een vliegende storm de dijk en liep de bijna droog gemalen Beemster weer onder water. Tijdens herstelwerkzaamheden werd de dijk recht getrokken en bleef het oude land achter in de droogmakerij. Even verder gaan we omhoog de Noorddijk op. De ringvaart slingert hoog en avontuurlijk boven het land. De ‘Kuil’ met zijn vierkanten zal vandaag niet meer betreden worden. Bij een stoomgemaal staan molenwieken langs de dijk. Een kunstenaar stak ze in de grond op plaatsen waar molens ooit het water uit de Beemster sloegen. Hier langs de Noorddijk stonden er meer dan twintig op verhogingen rond de molenkolk. In totaal maalden 43 molens de Beemster leeg. Enkele decennia later waren nog meer molens nodig om de polder droog te houden. Door klink daalde het maaiveld een meter en moest een vierde molentrap toegevoegd worden om het water uit de polder omhoog naar de ringvaart te krijgen. Niet één van de 49 molens bleef staan. We proberen het leven van de heiers voor te stellen die hier langs de Noorddijk de bagger werden ingestuurd. In ploegen van veertig man trokken ze aan de touwen van de hei-installatie om de fundamenten te leggen voor de molens.
Ringdijken
Op de grasdijk langs de ringvaart staan veel hoefafdrukken, maar schapen zien we niet. Beneden aan het talud ligt het verse kadaver van een haas. In de verte duikt een roofvogel omlaag. Bij 't Hol ligt plotseling een gezellig wit café aan de overkant van het water. We steken twee bruggen over en nemen plaats aan de leestafel van het café Les Deux Ponts. Veel kun je er lezen over de Beemster. Onze leidraad, een artikel van Hans Renes uit het Historisch Geografisch Tijdschrift ontbreekt. We beloven de eigenaar een kopie te sturen. Weer verder langs de ringdijk met prachtig dikke populieren. Aan de overkant van het water ligt de Westfriese Omringdijk, ouder dan de Beemster en vreemd genoeg een stuk lager dan de ringdijk van de droogmakerij. Het is ook een monument, maar nog niet van de wereld. Vreemd genoeg is deze veel lager dan de ringdijk van de Beemster. De zon breekt door. Beneden in de polder liggen sloten voorzichtig te blinken in de winterse zon. Stil is het niet meer. De A7 en nog zo’n verkeersader beginnen hinderlijk te brommen. Even voorbij Avenhorn, waar de Westfriese Omringdijk naar rechts buigt, staan knotwilgen aan de voet van de dijk. We lopen op bekend terrein en hopen aalscholvers te zien. Twee jaar geleden schoten hier wel duizend van die vogels door het water op jacht naar vis. Nu dobberen er alleen wat eenden in de ringvaart.
Even voor Schermerhorn ligt Portugal, een monumentale stolpboerderij uit 1740. In het noorden van de droogmakerij staan bijna alleen maar van zulke oude herenboerderijen. In het zuiden langs de Volgerweg liggen ook buitenplaatsen van Amsterdamse kooplieden met tuinen vol vierkanten en cirkels. In de zomer dreef de stank van de grachten hen naar buiten. Hier kon de mens zich, met uitzicht over de polder, meester over de natuur voelen. ’s Winters kozen de bewoners voor de beslotenheid van de stad. Tegenwoordig zijn ook de boerderijen omgetoverd tot chirurgenstolpen.
Molens horen erbij?
Schermerhorn ligt op het Schermereiland, ingeklemd tussen Beemster en Schermer. Het sigarenwinkeltje van Schermerhorn is nog zo’n echte sigarenwinkel waar je uitsluitend rookwaar kunt kopen, bekend uit verhalen van grootvader. Een landweg langs de Eilandspolder voert voorbij weilanden vol smienten naar De Rijp. De Beemster zelf is nu niet goed meer te zien, maar de stolpen die boven de ringdijk uitsteken verraden toch de aanwezigheid van ‘de Kuil’. Wanneer bij De Rijp de zon prachtig rood achter de horizon zakt, houden de vier molens bij Schermerhorn op met draaien. Terwijl er in de Beemster niet één watermolen bleef behouden, werden er in de Schermer elf gered uit handen van de slopers. Het enige wat van de molens in de Beemster rest zijn vier onduidelijke, flesvormige percelen aan de ringdijk. Op een van die percelen staat een huisje met de naam Molenkolk, op een ander een nieuwbouwwoning in de vorm van een ontkopte molen. Aan de hand van oude kaarten blijkt dat het oude molengangen zijn. Het ontbreken van molens en de onzichtbaarheid van de molengangen zijn een vlekje op de Werelderfgoedstatus van de Beemster. Waarom is niet de Schermer in plaats van Beemster tot werelderfgoed uitgeroepen? Thuis lezen we in het Unesco-rapport er nog eens op na. De Beemster heeft als inspirerend voorbeeld gediend voor latere landaanwinningsprojecten in de wereld is een andere overweging geweest. De Beemster is de eerste uit de bloeiperiode van Nederlandse droogmakerijen van de zeventiende eeuw. De Schermer is slechts het resultaat van een verbeterde toepassing van dezelfde principes.