Overslaan en naar de inhoud gaan

Extremadura: Op zoek naar het zwarte varken

foto

Wandelen in het lege land van Extremadura betekent lopen tussen de stokoude steen- en kurkeiken van de dehesa, venijnige zaden in je sokken en boven je hoofd zwierende ooievaars en wouwen. Zomers is het zo heet, dan doen ze er aan sterrenwandelen. De rest van het jaar is het overdag prima om in de buitenlucht op pad te gaan.

“Deze steeneik is wel duizend jaar oud”, vertelt Juan Jesùs vol passie. De boom heeft een korte stam met diep gegroefde schors. Alle energie heeft de eik gestoken in haar zijtakken. Wat een spanwijdte! “Dat bladerdek beschermt de bodem en het grazende vee tegen de verzengende hitte. De boeren helpen de steeneik daar wel een handje bij, want uit zichzelf schiet hij het liefst de lucht in. Naar de zon.”

We staan met vijfentwintig wandelaars van Grupo Senderista La Vereine in de schaduw van de knoepert. Wandelen met een wandelgroep, we hadden het niet voor mogelijk gehouden. Liefst trekken we er alleen op uit of met een paar vrienden. Dat we nu toch sociaal wandelen, is te danken aan Gisela Radant Wood.

Kurkeik, iep en knotwilg

“Ik zou in een volgend leven wel een boom willen zijn die veel schaduw geeft, een kurkeik. En jullie, welke boom zouden jullie willen zijn”, lacht Gisela. Pffff, geen eenvoudige vraag. Het duurt even en dan volgen, heel saai, de bomen uit onze jeugd: de lange iep en de robuuste knotwilg. Gisela schrijft wandelboeken en woont al zo´n twaalf jaar in de Sierra de Montáchez. We lopen met deze energieke Engelse dame door haar sierra langs eeuwenoude watermolens. Prachtige kurkeikbossen heb je hier, waar het rood van pas geschilde stammen contrasteert met het groen van de bladeren. Meestal wandelt ze in haar eentje, iets wat ze in Engeland niet zou durven. Maar een echte solist is ze niet. Op zondag trekt ze er op uit met de wandelgroep van Almoharín, het dorp waar ze samen met haar man woont. “I love this social side of walking.” Voor haar een manier om echt bij het dorp te horen. Er loopt ook een Engelsman mee, maar zelfs met elkaar spreken ze nooit hun moerstaal, altijd Spaans. Wandelen is ook eten: om de beurt kookt iemand voor de groep. Eén keer per jaar nodigen ze andere wandelgroepen uit en dan maken Gisela en haar wandelvrienden voor een paar honderd mensen een maaltijd klaar. Het is niet alleen lekker wandelen en eten, de wandelgroep markeert ook routes en houdt de paden open. We zijn enthousiast. Als we ooit in een Spaans dorp gaan wonen, dan worden we lid van zo´n wandelgroep, dat is zeker.

De bloeiende dehesa

Vooralsnog zoeken we voor een weekendwandeling op internet naar een wandelgroep in Cáceres, de fraaie stad waar we slapen. Contact maken lukt niet erg. De Facebookpagina is al lang niet meer geüpdatet en de webredacteur reageert niet op onze mail. Gelukkig is er wel een agenda: zaterdag vertrek om 8 uur met een bus vanaf Calle Islas Fillipinas. Waar precies is niet duidelijk, het is een lange straat, dus ruim op tijd lopen we daar in een buitenwijk op en neer. Nog geen mens of bus te bekennen. Aha, daar loopt dan toch een jongeman met een dagrugzakje. En die man daarginds met zijn lange wandelstok zou ook wel eens lid kunnen zijn van de wandelgroep. We zetten de achtervolging in en belanden bij de bus. Na het tonen van onze zorgverzekeringspas mogen we mee naar Montehermoso.

De tocht van vandaag voert door het beschermde deel van de Dehesea Royal de Montehermoso. Dehesa is het Spaanse woord voor boomweide, een eeuwenoud cultuurlandschap met kurk- en steeneiken waaronder koeien of varkens hun kostje bij elkaar scharrelen. Een landschap waar de mens het natuurlijke bos naar zijn hand heeft gezet. Zo zijn we in de schaduw van die eeuwenoude steeneik terecht gekomen waar we dit verhaal mee begonnen. Het vroege zonlicht valt om ons heen en doet de bloemenpracht knallen. Geel van de bloeiende bezemstruiken, de christusanjelier en de ganzenbloem, paarsblauw van de verschillende distelsoorten. Wat heerlijk om hier een Iberico-varken te zijn, lekker in alle vrijheid de grond omwoelen en te smullen van al die eikels. Maar zien doen we de leverancier van de jamón ibérico nog niet. Wel een groepje witte koeien aan de oever van een meertje.

Knorrend door de stal

Bij een schuur van roodbruine zandsteen schiet onze groep opgewonden de lage poortjes van een verlaten varkensstal in. Dat doen ze op hun knieën en toch stoot Pedro – ¡ay! – zijn hoofd. Door een gat in de wand zien we hoe onze wandelvrienden binnen lekker rondscharrelen onder het plafond van gestapelde stenen. Een enkeling begint zelfs te knorren. “Waar zijn de varkens gebleven?”, vragen we Juan Jesùs. “Door varkenspest zijn ze hier verdwenen. Voor het zwarte varken moet je naar het zuiden van Extremadura, waar ook de grote hamdrogerijen staan. Hier hebben we alleen nog wilde zwijnen.” Eerder op de wandeling had hij ons op met modder besmeurde steeneiken gewezen. Schuurbomen zijn het, waarmee het zwijn zich van de prut en parasieten in zijn vacht verlost na een modderbad

La Seca

Juan Jesùs probeert met een groep vrijwilligers uit Montehermoso de dehesa in stand te houden. Net als de boeren vroeger snoeien ze de eiken zo dat de kruinen breed blijven. Ook voorkomen ze dat bij gebrek aan scharrelende varkens overal struiken opschieten. Dan verandert de boomweide in struikgewas met grote eiken. Een andere bedreiging van de boomweide is ‘la seca’, de ziekte die steeneiken tot prachtige karkassen omvormt, behangen met grijze baardmossen. Een remedie tegen deze mysterieuze aandoening is er nog niet. Daarom doen ze er alles aan om jonge steeneiken uit te laten groeien tot volwassen bomen. Het moet gezegd, dat lukt heel goed. Overal steekt eikengebladerte uit de grond, soms beschermd door wat gaas.

De groep slingert in een kleurig lint door de boomweide. Torro is net als wij geen lid van de wandelgroep en nieuwsgierig naar de dehesa. Ze is wel lid van een andere wandelgroep in Cáceres. “Daar drinken ze minder alcohol”, zegt ze een beetje streng. Als we na de wandeling neerstrijken in het stadspark laat ze niet alleen het bier maar ook de tapas met gebakken varkenswangetjes aan haar voorbij gaan. De kokkin van de mensa in Cáceres is vegetariër. Ze is de enige die na afloop ontbreekt in de Irish Pub waar we de 21ste km van de wandeling doen.

Ooievaarskolonie

In de ban van het landschap lopen we de volgende dag heel alleen door een andere boomweide, die van Los Barruecos bij Malpartido de Cáceres. Deze keer een dehesa bezaaid met gigantische granietblokken. Nog steeds geen vrolijk knorrende varkens te bekennen, maar wel een ooievaar op een joekel van een rots. We zagen ooievaars nestelen op kerktorens, elektriciteitsmasten en fabrieksschoorstenen, noem naar op, maar nog nooit op rotsblokken. “Kijk, daar nog een nest, en daar nog een”, fluisteren we opgewonden naar elkaar. We staan midden in een kolonie ooievaars. In sommige nesten steken de jongen heel even hun kop boven de takken uit. We nemen plaats op een lege rots tussen het felle geel van de bezemstruiken en luisteren naar het geklepper van de vogels.

Portugal in Spanje

 

In het zuiden bij Olivenza lopen we door de dehesa langs de Guadiana. Aan de overkant van de rivier zien we de Portugese vestingwerken van Juromenho. Het is een van de vele imposante fortificaties langs de grens waarmee Portugal met behulp van bondgenoot Engeland buurland Spanje op afstand wist te houden. De grens tussen Portugal en Spanje is sinds de veertiende eeuw niet meer gewijzigd en daarmee de oudste nog bestaande grens van Europa. Alleen Olivenza moesten de Portugezen in 1801 afstaan.

“Waar is de Plaza Portugesa?” vragen we een paar oude mannen. Die zou, had iemand ons verzekerd, nog steeds bestaan. Onze vraag schept verwarring. Er is helemaal geen Plaza Portugesa. Na wat overleg verwijzen ze ons naar de Avenida Portugesa. Die blijkt heel bescheiden uit te komen op de Plaza de España. Ben je geboren in Olivenza en je vader of moeder ook, dan heb je recht op een dubbele nationaliteit: de Spaanse en de Portugese. Olivenza ademt nog steeds de sfeer van een Portugees stadje met kerken versierd met azulejos en zuilen gevlochten als scheepstouwen.

Na een duik in de Guadiana lopen we over de heuvels van het achterland. En dan tussen de steeneiken zien we ze scharrelen, de zwarte varkens van Extremadura. We zouden er wel heen willen hollen, even zelf een zwart zwijn zijn. Prikkeldraad houdt ons tegen.

Op zondag ontwaken we uit onze romantische varkensdroom.“ De meeste zwarte varkens worden net als bij jullie in varkensstallen vet gemest”, verklapt Angel, de vriendelijke reus van wandelgroep Camino de la Plata uit Mérida. Daar hebben we ons deze keer natuurlijk weer bij aangesloten om samen te struinen door de dehesa en van de tapas en een biertje te genieten na de wandeling. De gebakken varkenswangetjes laten we onaangeroerd.

 

regio