Wandelen langs Sentier des Terrils GR 412

Wandelen langs Sentier des Terrils GR 412 fred

De zeer afwisselende Belgische GR 412, le Sentier des Terrils, verbindt Bernissart op de Franse grens met Blegny Mine even ten zuiden van Maastricht. Totale lengte 280 kilometer. Wij wandelden over delen van het traject, namelijk:

We schreven er verhalen over in wandeltijdschrift Op Lemen Voeten en in het NRC Handelsblad

Paragraaf

Wandelwijzer

 

Wandelroutes

Wandelgids Topo-Guide dus Sentier des Terrils GR 412 (2021) Hier te bestellen of in de reisboekenwinkels.

Routetrack van station Saint-Ghislain naar Mons over Gr 412 op Wikiloc

Routetrack van station Thieu naar station La Louviere-Zuid over GR 412 op Wikiloc

Een aanrader voor Charleroi is de Zwarte Lus (Boucle Noir) van GR412, een rondwandeling van 23 km vanaf station Charleroi. Route track op Wikiloc PDF met routebeschrijving en kaart op cheminsdesterrils.be. De routetrack van GR 421 rond Charleroi staat op Wikiloc.

Routetrack van GR 412 van naar Blegny-Mine staat op Wikiloc

Voorzieningen
Mons, Charleroi en Luik zijn zeer goed met de trein vanuit Nederland bereikbaar. Daar zijn ook hotels. Langs de route is een rijk aanbod aan cafés. De overal aanwezige bebouwing betekent dat je op veel plaatsen de bus kunt nemen.

Meer informatie

Le Grand Hornu

Scheepsliften in Canal du Centre 

Bois du Luc 

Bois du Cazier

www.charleroiadventure.com

www.blegnymine.be

Zeer informatieve verhalen over Le grand Hornu en de mijnramp van Marcinelle in Jo Tollebeek (hoofdredacteur) 2008. België – een parcours van herinnering (2 delen) Uitgeverij Bert Bakker

Opkomst en verval van de Waalse industrie vanuit de blik van de Vlamingen die er heen trokken. Arm Wallonië, een reis door het beloofde land. Boek van Pascal Verbeken uit 2007 tevens een driedelige documentairereeks

Tags
onderwerp
regio

De Borinage

De Borinage
foto
fred
Paragraaf

Het Sentier des Terrils is een lange afstandspad door de voormalige kolenbekkens van België. De GR 412 voert je langs imposante restanten van de industriële revolutie, maar ook door troosteloze lintbebouwing. Steeds weer, als de grauwheid en rommel je in die straten naar de strot grijpt, is er de verademing van het vergezicht boven op een terril. Gelukkig is de Borinage, de mijnstreek rond Mons, bezaaid met deze mijnsteenbergen.

Meer fotos

Laten we het maar meteen bekennen, wij zijn gek op industriële bouwsels die aan hun lot zijn overgelaten. Voor wie die neiging heeft, is de Borinage met zijn vervallen kolenmijnen, hoogovens en spoorlijnen een fantastisch gebied om te wandelen. Begrijp ons goed: wij vinden dat er gerestaureerd moet worden en dat doen de Walen gelukkig ook. Zo bezoeken we Le Grand-Hornu, een voormalig mijncomplex, in de buurt van Mons.  Daar staan rijen mijnwerkerswoningen rond een ovaal fabrieksgebouw. Het oogt als een Romeins stadion voor wagenrennen. Op het binnenterrein rollen geen vierspannen maar spelende kinderen over het gras. Na een indrukwekkende restauratie is hier het  Museum voor Hedendaagse Kunst  gehuisvest. Toch komt voor ons het verleden van de Borinage pas echt tot leven in zijn zwartgeblakerde en half overwoekerde gebouwen. Met een beetje fantasie ruik je er nog het zweet van de mijnwerkers en zie je hun beroete gezichten. We lopen er langs gebouwen waar struikjes uit de muur groeien en kale trappen omhoog voeren naar, ja waarheen eigenlijk? Wat daar precies gebeurde, is niet altijd even duidelijk.

foto
Image
Le Grand Hornu
Le Grand Hornu

Mordor

Ooit was de Belgische Borinage een streek met zacht glooiende korenvelden waar louter Waals werd gesproken. Nu is het er heel anders. Het lijkt wel Tolkiens land Mordor, maar dan niet met één maar een hele rits Doembergen. Voor wie niet beter weet, is het alsof die heuvels er sinds de schepping al lagen. Pas toen er steenkool onder het koren vandaan werd gehaald, veranderde het glooiende land in een heus berglandschap gemaakt van afval uit de mijnen. De bergen laten zien waar de mijntorens ooit stonden. In de vlakte regen dorpen zich aaneen tot grauwe steden. En in het Waalse koor gingen andere talen meezingen. De mijnwerkers kwamen uit heel Europa en vooral  uit Italië, onder wie de ouders van de huidige premier van België: Elio Di Rupo. Vanaf een mijnsteenberg kijken we uit over Mons waar hij al tien jaar burgemeester is. Het carillon van het Belfort steekt hoog boven de middeleeuwse stad uit. Over de glimmende kasseien lopen we vanaf de voet van de berg de stad in opzoek naar La Table des Matières, het favoriete Italiaanse restaurant van Di Rupo. Helaas, La Table is duister als de nacht. Het wordt een lekkere Marokkaan op de hoek van de straat.

foto
Image
Land van Mordor
Land van Mordor

Zieke grond

Het wandelpad van Lille naar Luik volgt een lange keten van terrils zoals de Walen hun eigen schepping van mijnsteenbergen noemen. Zoiets als wat polders voor de Hollanders zijn, zou je zeggen. Maar in het Noordfrans betekent terre-il letterlijk zieke grond. Heel andere koek dan de vruchtbare velden die hun noorderburen op het water wonnen. Op de nutteloze stenen uit de mijngangen groeide tientallen jaren niets. Het mijnstof  dat er vanaf waaide vergiftigde de longen, zelfs van diegenen die nooit ondergronds waren geweest. Uit sommige heuvels walmt nog rook, vijftig jaar nadat de laatste steen er op is gestort. De druk van de berg en het hoge pyrietgehalte van de steenkoolresten zorgen er voor dat de kolen ondergronds beginnen te smeulen. Vroeger waren het naakte steenhopen die dreigend boven de stad uitstaken. Inmiddels zijn ze bedekt met het frisse groen van berkenbomen. In tegenstelling tot de steenkoolgebieden van het Rurhgebied en Zuid-Limburg zijn de bergen niet opgeruimd of hergebruikt. In de winter, zonder loof, staan de witte stammetjes als naalden gestoken in een zwart kussen van gruis. Dan lijken de terrils wel stekelvarkens. Toen de heuvels nog kaal waren roetsjten kinderen er naar beneden op hun zelfgemaakte sleetjes van blik. De jeugd komt nog steeds op de mijnsteenberg, maar niet om te sleeën. Hoog te paard galopperen meisjes door het berkenbos. Op de vlucht voor het aanstormende geweld zoeken we dekking achter een paar boompjes

foto
Image
scheepslift Strepy-Thieu
scheepslift Strepy-Thieu

Glimmende doos

Vlakbij de ruïnes van een kolenmijn schoppen jongens tegen een bal. De keeper staat niet voor een garagedeur of tussen een paar slordig neergeplofte jassen, nee hij verdedigt het zwarte gat van een tunnel onder een verlaten spoorlijn. Straten  met vervallen arbeidershuisjes rijgen zich aaneen. Met hun rolluiken en gesloten gordijnen ogen ze naar binnen gekeerd. Het is crisis in de Borinage, dat is ondanks de steriele witte villa’s goed zichtbaar. Achter de grauwstenen huizen steekt een grote glimmende doos uit. De nieuwe scheepslift in het Canal du Midi torent wel honderd meter boven de daken uit. Aan een slonzige man met hond vragen we of het  kanaal drukbevaren wordt. “Ja zeker, de scheepvaart is in tien jaar tijd verdubbeld”. Toch zien we geen enkel vaartuig rond dit reusachtige bouwwerk van beton en staal. De vuistdikke kabels bewegen niet. Ze kunnen schepen in kolossale bakken met water wel 75 meter omhoog hijsen. Een imposante scheepslift dat is zeker, maar veel gebruikt wordt de lift niet. Het is een van die grote nutteloze werken om de oude mijnstreek van Wallonië weer aan de praat te krijgen, eerder een fantastische uitkijktoren dan een banenmotor. De Borinage wacht nog steeds op een betere toekomst. De zoveelste hagelbui is net overgetrokken. Het asfalt blinkt en de zon steekt scherp door de zwarte wolken.

foto
Image
Directeurswoning Bois du Luc
Directeurswoning Bois du Luc

Valbijl

In Bois du Luc staan de schachttorens nog overeind met aan de voet rijen gele huizen keurig  in het gelid. In dit modeldorp woonden de mijnwerkers en zetbazen. De goede voorzieningen lokten rondtrekkende landarbeiders naar een vaste stek bij de mijn. Te vaak kwamen ze alleen werken als er op het land even niet veel te doen was. Het dorp kent een heuse allee met aan beide zijden een dubbele bomenrij. Deze leidt naar het landhuis waar de eigenaar van de mijn woonde. Zo kon de baas zijn werknemers goed in de gaten houden. Als zijn arbeiders weer eens staakten en de zaak helemaal uit de hand dreigde te lopen, had de eigenaar een laatste redmiddel om zijn kostbare machines veilig te stellen. Dan liet hij een enorme valbijl neer. Deze  guillotine hangt nog steeds boven  de ingang. We moeten denken aan de beroemde film uit 1934 van onze Joris Ivens: ‘Misère au Borinage’ over de mijnwerkersstakingen in Wallonië.

Wandelwijzer met routes en praktische informatie

regio

Sentier des Terrils: De ruige charme van ziek land

Sentier des Terrils: De ruige charme van ziek land
foto
fred

 

Paragraaf

Vier parels uit de geschiedenis van de Waalse kolenbekkens zijn prachtig gerestaureerd en in juni van dit jaar op de Werelderfgoedlijst geplaatst. Het Sentier des Terrils, een langeafstandspad van de Borinage naar Luik, verbindt ze met elkaar. De wandelaar komt ook langs plekken waar het ruige verleden van de Waalse industrie niet is gerestaureerd, maar aan zijn lot wordt overgelaten. Mooi, maar stugge schoonheid is het wel.

Gepubliceerd in NRC Handelsblad 26-1-2013

Meer foto's

"Het is hier verschrikkelijk om te wonen. Er is helemaal geen groen!"  Het meisje in de buurtsuper van Dampremy, een van de mijnwerkersdorpen die zich aan de westkant van Charleroi aaneenrijgen, begint er spontaan over als ze onze rugzakjes ziet. Ze snapt niet wat toeristen in haar stad te zoeken hebben. Wij zijn juist een steile terril, een berg van mijnafval, aan het einde van haar straat afgedaald. "Ben je zelf al eens op die groene berg geweest?" vragen we. Ze zucht meewarig en schudt van nee. Toch zijn het oases in het duistere web van met roet bedekte woninkjes. Als je er boven op zo'n kunstmatige berg staat, ontstijg je letterlijk de grauwheid van de lintbebouwing. Het uitzicht is er fenomenaal. De hele ochtend is al noodweer voorspeld. Als we naar boven klimmen is de wolkenhemel nog schel van het licht. Bovenaan gekomen trekt de westelijke hemel dicht met regensluiers. Het licht wisselt steeds, je zou er foto's van willen blijven maken. Aan onze voeten liggen de donkerbruine restanten van twee hoogovens.  Het is als een film zonder geluid, alleen het verkeer gonst in de verte. Lang valt er niet te genieten van dit indrukwekkende panorama. De storm barst los, stortregen en harde windstoten dwingen tot afdalen.

foto
Image
Terril dela Blancherie
Terril dela Blancherie

Ziek land

Deze groene heuvels laten zien waar de mijnen lagen. Vroeger, toen er meer mijnafval was, lagen er nog meer terrils - genoemd naar het Franse woord voor 'ziek land'. De oudste bergen zijn weer afgegraven om er nog resten steenkool uit te halen. De terrils zijn vaste prik in de rondleidingen van Charleroi Adventure Safari, dat juist de lelijke, deprimerende kanten van de stad laat zien. Nicolas Buissart, drijvende kracht achter het project, typeert zijn klanten als wereldburgers die van hot naar haar hoppen op zoek naar intense belevenissen. Het ene weekend laven ze zich aan de nieuwste tentoonstelling van Damien Hurst in het Tate Modern, het volgende weekend bijten ze zich vast in de stugge schoonheid van industrieel verval in Charleroi. Zij beleven de stad echt heel anders dan het winkelmeisje uit Dampremy. Veel Walen lopen er dan ook niet mee met Nicolas. Wandelen door die geschiedenis is voor hen te pijnlijk.

foto
Image
Charbonnage Le Pêchon Charleroi
Charbonnage Le Pêchon Charleroi

Rij Doembergen

Vanaf  een steile helling langs de Maas kijken we uit over Seraing bij Luik waar de industrie nog ontzagwekkend aanwezig is. Uit een van de fabriekspijpen ontsnapt  regelmatig een immense rookpluim. Daar wordt cokes gemaakt door heel veel water op kokende steenkool te gooien. Een imposant schouwspel. Beneden in het centrum van Seraing lopen gasbuizen hoog over de daken. Ook Luik heeft zijn terrils bedekt met het frisse groen van berkenbomen en vlinderstruiken. Vroeger waren het naakte, zwarte steenhopen die dreigend als een vulkaan boven de stad uitstaken: het land Mordor van Tolkien,  met een hele rits doembergen. Vaders en moeders stuurden hun kinderen met een emmer de berg  op om steenkool te rapen. Op andere momenten roetsjte de jeugd naar beneden op stukken blik.

foto
Image
Terril Saint Emmanuel
Terril Saint Emmanuel

Papke

Vanuit het Maasdal voert het Sentier des Terrils ons omhoog naar de mijn van Blegny, een van de vier mijnen die sinds vorig jaar op de Werelderfgoedlijst staan. In de donkere krochten van deze mijn probeert gids Raoul een groep mannen en vrouwen te laten voelen hoe het werk in de mijn echt was. Zijn vader overleed op 52 jarige leeftijd aan stoflongen. Raoul, ruim in de zestig, had geluk. Hijwerkte bij de onderhoudsploeg, waardoor hij veel bovengronds was. Maar ook hij ging elke dag wel een paar keer de put in, en daar was geen plaats voor watjes: "Ge moest ballen aan uw lijf hebben", zegt Raoul trots. Beneden in het halfduister werd met ontbloot bovenlijf gewerkt om de hitte  te weerstaan. Om hun dorst te lessen dronken de mijnwerkers liters water dat vanuit de rotsen de mijn in stroomde. Ook snoven de mijnwerkers fijn gemalen intblaadjes en kauwden ze pruimtabak in de hoop dat de "koolstof in het papke bleef plakken".

foto
Image
Blegny-Mine
Blegny-Mine

Zwarte Hel

Inmiddels is de roetsluier van toen verdwenen en voelt het hier op zo'n zestig meter onder de grond  eerder koud dan warm.  Om toch bij de beleving van de mijnwerker te komen, mogen we de enorme boor bedienen waarmee gaten voor het dynamiet werden gemaakt. Een kolereherrie, alleen met vingers in de oren te verdragen. Raoul doet er nog een schepje bovenop door enkele keren mijngasalarm te geven. En hij legt uit hoe te handelen: "Niet panikeren, maar plat over de grond naar de telefoon kruipen en Chefke bellen voor extra ventilatie." Wat echt indruk maakt, is een smalle gleuf van zo’n halve meter breed. Dat was de plek waar de kolen werden weggebikt. Je hoeft niet claustrofobisch te zijn om je het geploeter in deze krappe ruimte als een zwarte hel voor te stellen. Aan het eind van de mijngang wordt Chefke dan toch echt gebeld, en even later schieten we met de lift omhoog naar het daglicht. "Jammer dat gij niet zwart zijt geworden, dan hadden we samen kunnen douchen", zegt Raoul lachend ten afscheid.

foto
Image
Sint Barbara, schutsheilige van de mijnwerkers in Blegny-Mine
Sint Barbara, schutsheilige van de mijnwerkers in Blegny-Mine

Esthetiek van de architectuur

Nee, het leven van de mijnwerker kun je in de mijn van Blegny, ondanks de inspanningen van de gids, niet echt meer navoelen. En dat geldt eigenlijk nog sterker voor de schitterend gerestaureerde mijncomplexen  van La Grand Hornu, Bois du Cazier en Bois du Luc. Te nieuw gemaakt om de hel te voelen. Daar voert de esthetiek van de architectuur de boventoon. Zoals het prachtige ovale binnenterrein van Le Grand Hornu of de strakke ordening van de mijnwerkerswoningen in Bois du Luc. Maar gelukkig kom je via het Sentier des Terrils ook op plekken waar het ruige verleden van de Waalse industrie aan zijn lot is over gelaten. Je loopt er over vermolmde spoorbielzen en langs roetzwarte gebouwen waar onkruid uit de muur groeit. Soms voert een kale trap omhoog naar, ja waarheen eigenlijk? Wat daar precies gebeurde, is niet altijd even duidelijk. Het zijn plekken, net als op de terrils, waar je makkelijker het beroete gezicht van de mijnwerker voor de geest haalt dan in een zorgvuldig gerestaureerd mijncomplex.

Wandelwijzer met routes en praktische informatie

foto
Image
Poort van mijn Bois du Luc
Poort van mijn Bois du Luc
regio